Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word toonbaar

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
toonbaar
(presentabel)
presentable
prezentinda
(laten zien; óverleggen; tentoonspreiden; uitwijzen; vertonen); ;
🔗 Rijkdom voelt men pas wanneer men die tonen kan.
(laten zien)
vidigi
(betonen; aan de dag leggen)
🔗 Dan kan hij tonen wat hij waard is!

DutchEnglish
toonbaar fit to be seen; fit to be shown; presentable
ontoonbaar not fit to be seen; not fit to be shown
tonen discover; display; evidence; evince; exhibit; expose; produce; register; reveal; show; showing