Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word toevoegen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(bijdoen; bijmengen; bijvoegen);
🔗 Die heb ik er later aan toegevoegd.
(bijvoegen)
toe
(dicht; gesloten)
(aanhangsel; bijlage)
toevoegsel
epithet
toevoegsel
(bijvoegsel; supplement)
supplement
(betamen; passen)
befit
(betamen; conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; uitkomen)

DutchEnglish
toevoegen add; address to; adjoin; affix; annex; append; attach; fold in; join; spatchcock; subjoin; superinduce
toe I say; shut; for sweet; for afters
toegevoegd adjunct; associate; conjoint; conjunct; supplementary; added
toevoeging addendum; addition; additive; affix; rider; superinduction
toevoegsel adjunction; admixture; appendix; appurtenance; complement; additive; supplement
voegen accommodate; become; befit; beseem; joint; merge; point; suit; add; flush