Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word terugleggen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(herplaatsen; terugplaatsen; terugzetten; terugstoppen)
🔗 Hij legde het boek in de kast terug en deed de deur dicht, want hij wilde niet dat iemand anders zijn schatten zou vinden en vernielen.
(neerleggen; deponeren)
🔗 De doden werden aan de kant gelegd.
(stellen);
🔗 Forum voor Democratie‐leider Thierry Baudet legt de schuld van de Russische inval bij het Westen.
(achteruit);
🔗 Maar hij begreep dat hij nu niet meer terug kon.
returne
🔗 Maar nu was hij terug en hij zou dat nu gaan doen.

DutchEnglish
terugleggen pass back; put back; replace; reposit; reposition
leggen apply; deposit; embed; join; lay; lodge; place; put; set; stow
terug aback; avaunt; back; backward; backwards; ago