Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word sleutelbeen

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
sleutelbeen
clavicle
;
(poot)
🔗 Doe hierna hetzelfde met het andere been.
(bot; knok; knook; schonk)
🔗 Binnen enkele ogenblikken had hij een hoop menselijke beenderen blootgelegd.
🔗 Daarnaast zijn fragmenten van houten vaatwerk en werktuigen uit been, hoorn en steen (waaronder vuursteen) gevonden.
(muzieksleutel)
🔗 Het is de sleutel van de schatkist.
🔗 Als bedreigd lid van de groep was zij de sleutel tot het geheim.

DutchEnglish
sleutelbeen clavicle; collar‐bone; key‐bone
been bone; leg
sleutel cipher; clef; damper; key; wrench