English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word leg

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(paw; shank);
;
schenkel
🔗 Suddenly Rand’s legs lost the little strength they had.
yellow‐legged pigeon
flavkrura kolombo
met de benen over elkaar
;
met gekruiste benen
krurkruce
🔗 She seated herself cross‐legged before him.
foreleg
(front paw)
antaŭa piedo

EnglishDutch
leg been; beentje; bout; etappe; gedeelte; pijp; poot; ronde; schacht; schenkel; schinkel
artificial leg beenprothese
bandy legs O‐benen; kromme benen
be on one’s last legs op zijn laatste benen lopen; op zijn laatste schoenen lopen
be on one’s legs het woord voeren; op de been zijn
fall on one’s legs op zijn pootjes terechtkomen
get one’s leg over neuken
get on one’s legs het woord nemen
give a leg een handje helpen; een zetje geven
give a leg up een handje helpen; een zetje geven; op het paard helpen
give somebody a leg up iemand een kontje geven
hind leg achterpoot
keep one’s legs op de been blijven
lame in one leg mank aan één been
lame of one leg mank aan één been
leg of lamb lamsbout
leg of mutton schapebout
leg warmer beenwarmer
lose one’s legs van de been raken
make a leg een kniebuiging maken
not have a leg to stand on geen been hebben om op te staan
pig’s leg varkenspoot
pull somebody’s leg een loopje met iemand nemen; iemand beetnemen; iemand bij de neus nemen; iemand ertussen nemen; iemand in het ootje nemen; iemand nemen; iemand te pakken nemen; iemand voor de gek houden; iemand voor het lapje houden
put somebody on his legs iemand op de been helpen
rear leg achterpoot
recover one’s legs opkomen; weer op de been raken
run one’s legs off zich het vuur uit de sloffen lopen
set somebody on his legs iemand op de been helpen
shake a leg dansen; een dansje maken; zich haasten
show a leg uit bed komen
stand on one’s own legs op eigen benen staan
stretch one’s legs de benen strekken; zich vertreden
take to one’s legs het op een lopen zetten
talk the hind legs off a donkey honderduit praten; iemand de oren van het hoofd kletsen
the off hind leg de rechterachterpoot
upper leg bovenbeen
with one’s tail between one’s legs met de staart tussen de benen; met hangende pootjes
yellow‐legged pigeon geelpootduif
barelegged met blote benen
blackleg bedrieger; maffer; onderkruipen; onderkruiper; oplichter; stakingbreker; valsspeler
bow‐legs O‐benen; kromme benen
cross‐legged in kleermakerszit; met de benen over elkaar; met gekruiste benen
dog‐leg scherpe bocht; scherpe hoek
duck‐legged kortbenig
foreleg voorpoot
four‐legged vierbenig; vierpotig
leg‐guard beenbeschermer
leggy langbenig
legless ladderzat; straalbezopen; zonder benen
leg‐rest beensteun
legroom beenruimte
legwork <werk waarbij veel moet worden gelopen>
long‐legged langbenig
milk‐leg kraambeen
one‐legged eenbenig
sea‐legs zeebenen
shear‐legs mastbok; mastkraan
short‐legged kortbenig
spindle‐leg spillebeen
table‐leg tafelpoot
three‐legged drievoetig; met drie poten
trouser‐leg broekspijp
white‐leg kraambeen