Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word rechtsmacht

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(jurisdictie; rechtsgebied; rechtspraak)
(potentie);
🔗 Aan deze verzetsdaad kende Rost, die vertrouwde op de macht van het geschreven woord, grote waarde toe.
(vermogen; kracht)
🔗 Hij heeft grote macht!
🔗 God heeft macht over het weer.
(mogendheid; gezag)
🔗 Zo’n politieagent heeft gewoon te veel macht!
🔗 Wat is 6 tot de zevende macht gedeeld door 6 tot de derde macht?
🔗 Sabriël dacht aan wat ze in Het Boek van de Doden had gelezen en sprak enkele woorden van macht.
(belasting)
tax
; ;
levy
🔗 Wat geeft jou het recht je hierin te mengen?
🔗 Op die lange rechte brug was het natuurlijk onmogelijk om erachteraan te gaan en daarom gokte Arglistig dat ze inderdaad de brug over zouden gaan.
(billijkheid; gerechtigheid; rechtvaardigheid)
justice
🔗 U vragen wij thans om recht.
(echt; wel); ; ; ; ; ; ;
🔗 Er heerst een opgewekte, recht prettige sfeer over heel het schip.
(direct; linea recta; overeind; rechtop; rechtstreeks; regelrecht)
directly
; ; ;
🔗 De koning ging wat rechter staan.
(net; direct)
🔗 Recht voor mijn neus schijt een duif op mijn pas geschrobde dakterras.

DutchEnglish
rechtsmacht jurisdiction
macht authority; control; faculty; force; grasp; grip; might; muscle; potency; power; powerfulness; puissance; strength; sway; forces
recht claim; direct; directly; duty; erect; justice; law; reason; right; straight; upright; warrant; square; title; true; just; rightly; quite; poundage; custom; fee