Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word pijpsleutel

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(fluit)
🔗 De muziek—vedels en pijpen—werd luider naarmate ik verderging.
🔗 Is er geen pijp bij jullie buit?
(schacht; staaf); ; ; ; ; ;
stake
; ;
spar
(buis; kanaal; steel);
tube
(muzieksleutel)
🔗 Het is de sleutel van de schatkist.
🔗 Als bedreigd lid van de groep was zij de sleutel tot het geheim.

DutchEnglish
pijpsleutel box spanner; socket spanner
pijp smokestack; duct; funnel; leg; nozzle; pipe; socket; tube; spout; stick; flute
sleutel cipher; clef; damper; key; wrench