Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word geweest

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(afgestorven; dood; overleden; ter ziele; dodelijk);
🔗 Als je vijf minuten later gekomen was, waren we er geweest.
(zijn)
🔗 Hoe oud waart ge toen?
(zijn; zitten)
🔗 Welnu, het zij zo.
(zijn)
🔗 Hoe zou het geweest zijn als ik een dochter had gehad in plaats van een zoon?
(wezen)
🔗 Wie zijt ge?
(wezen; zitten)
🔗 Uw vader was in het leger?
(wezen)
🔗 Ze zijn hem te duur.
🔗 Er zij licht.
🔗 Het zij zo.
(wezen)
🔗 Hoe oud zou zijn spoor zijn?
🔗 Hij sloot zijn ogen.

DutchEnglish
er geweest zijn be history; have had it
wezen animal; be; be‐all; being; entity; essence; essentiality; essentialness; existence; nature; substance
zijn be; entity; exist; existence; go; his; its