English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word essence

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
essence
(gist; crux)
; ;
almond essence
(oil of almonds)
(inherent; innate; integral; intrinsic; substantial; vital);
🔗 It is natural to spend rather a long time over the early texts, which involve essential parts of elementary grammar.
essential
(imperative; indispensable; inevitable; vital; absolutely necessary)
nepra

EnglishDutch
essence aftreksel; essence; essentie; essentiële; reukwerk; uittreksel; vluchtige olie; wezen
almond essence amandelolie
beef essence rundvleesbouillon
be of the essence essentieel zijn; van wezenlijk belang zijn
be the essence of politeness de beleefdheid zelf zijn
coffee essence koffie‐extract
essence of meat vleesextract
in essence in wezen; wezenlijk
essential essentieel; hoofdzaak; hoogst noodzakelijke; noodzakelijk; volstrekt; volstrekt noodzakelijke; werkelijk; wezenlijk; wezenlijke