Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word frissen
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
; hale | ||
🔗 De zon daalde boven een van de met fris gras begroeide open plekken in het bos, aan het begin van dit boek genoemd. | ||
(laven; opknappen; verfrissen; verversen; verkwikken) | refresh |
Dutch | English |
---|---|
fris | ⇆ brisk; ⇆ cool; ⇆ fit; ⇆ fresh; ⇆ freshly; ⇆ green; ⇆ hale; ⇆ pop; ⇆ recent; ⇆ refreshing; ⇆ soft drink; ⇆ sweet |
opfrissen | ⇆ brush up; ⇆ freshen up; ⇆ jog; ⇆ polish up; ⇆ refresh; ⇆ rub up; ⇆ freshen; ⇆ revive; ⇆ brighten up; ⇆ renovate; ⇆ refurbish |