Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word boomwortel

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
tree root
🔗 Het pad eindigde in het moeras en toen moesten ze over de boomwortels klauteren om het amfibievliegtuig te bereiken, dat aan de zeekant lag.
🔗 Bomen of banken stonden er niet.
(baar; paal; schacht; schaft; spijl; staaf; stang); ;
🔗 Hij zag de rood‐witte bomen al.
🔗 Uit de cijfers blijkt ook dat de boom van de huizenmarkt alleen maar toe lijkt te nemen.
(radix)
(peen)
🔗 Vier telers en verkopers van wortelen krijgen samen ruim 2,5 miljoen euro boete vanwege ongeoorloofde afspraken over het verdelen van de markt.
;
radix
🔗 Bladeren en wortels ontbreken.

DutchEnglish
boomwortel tree root
boom bar; beam; boom; tree; punting‐pole; barrier; shaft; pole
wortel carrot; radical; radix; root