Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word auto‐ongeluk
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(auto‐ongeval) | car accident ; motor accident | |
🔗 Deze heer heeft een auto‐ongeluk gehad. | ||
(automobiel) | ; | |
🔗 Ze schonk geen aandacht aan de auto voordat hij stopte. | ||
unhappiness ; misfortune ; misadventure | ||
🔗 En ik heb je al gezegd dat deze expeditie van het begin af in het teken van het ongeluk stond. | ||
(ongeval; malheur) | ; misadventure ; | |
🔗 De zevende september verliep zonder ongelukken. |
Dutch | English |
---|---|
auto‐ongeluk | ⇆ car accident; ⇆ motor accident |
auto | ⇆ auto; ⇆ automobile; ⇆ car; ⇆ motor; ⇆ motor‐car |
ongeluk | ⇆ accident; ⇆ bad fortune; ⇆ bale; ⇆ ill luck; ⇆ infelicity; ⇆ misadventure; ⇆ mischance; ⇆ misfortune; ⇆ mishap; ⇆ prang; ⇆ undoing; ⇆ unhappiness; ⇆ bad luck; ⇆ wretch |