Dutch–English dictionary

English translation of the Dutch word aanwezig

Dutch → English
  
DutchEnglish (translated indirectly)Esperanto
(present; tegenwoordig)
🔗 We overtuigden ons dat er geen leven meer aanwezig was.
(bijwonen)
🔗 Janek Ulsenn was te ziek om aanwezig te zijn.
aanwezig zijn bij
;
be present
;
(bijzijn; presentie; tegenwoordigheid);
attendance
🔗 Zeewater verschilt van zuiver water om te beginnen door de aanwezigheid van zout dat in het water is opgelost.

DutchEnglish
aanwezig attendant; available; existent; extant; forthcoming; in; present
aanwezig zijn attend; be in attendance; be in residence; be on hand
aanwezig zijn bij sit in on
de aanwezigen those present
aanwezigheid attendance; availability; existence; presence