English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word attendance

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
attendance
(service; waiting)
attendance
(presence)
attendance
(service)
attendance
(maintenance; upkeep)
;
verzorging
attendance
(turnout)
attendance register
attendance register

EnglishDutch
attendance aanwezigheid; bedienden; bediening; behandeling; bezoek; colleges volgen; dienst; gevolg; opkomst; oppassing; opwachting; publiek; schoolbezoek; zorg
attendance money presentiegeld
attendance register absentielijst; presentielijst
be in attendance aanwezig zijn; bedienen; dienst hebben; het gevolg vormen van
be remiss in one’s attendance vaak verzuimen
cinema attendance bioscoopbezoek
compulsory attendance opkomstplicht; schooldwang
dance attendance on achternalopen; antichambreren bij
movie attendance bioscoopbezoek
school attendance schoolbezoek
church‐attendance kerkbezoek
non‐attendance absentie; afwezigheid; niet‐verschijnen; schoolverzuim; verzuim; wegblijven