Information du mot scheppen (néerlandais → espéranto: krei)

Synonymes: creëren, maken

Parti du discoursverbe
Prononciation/ˈsxɛpə(n)/
Césureschep·pen

Conjugaison

Indicatif
PrésentPassé
(ik) schep(ik) schiep
(jij) schept(jij) schiep
(hij) schept(hij) schiep
(wij) scheppen(wij) schiepen
(jullie) scheppen(jullie) schiepen
(gij) schept(gij) schiept
(zij) scheppen(zij) schiepen
Subjonctif
PrésentPassé
(dat ik) scheppe(dat ik) schiepe
(dat jij) scheppe(dat jij) schiepe
(dat hij) scheppe(dat hij) schiepe
(dat wij) scheppen(dat wij) schiepen
(dat jullie) scheppen(dat jullie) schiepen
(dat gij) scheppet(dat gij) schiepet
(dat zij) scheppen(dat zij) schiepen
Impératif
Singulier/PlurielPluriel
schepschept
Participes
Participe présentParticipe passé
scheppend, scheppende(hebben) geschapen

Exemples d’usage

Tom Poes had intussen het heuveltje beklommen waar heer Ollie zijn beeltenis uit graniet had geschapen.

Traductions

afrikaansskep
albanaiskrijoj
allemandschaffen; erschaffen; kreieren; erzeugen; bilden
anglaiscreate
anglais (vieil anglais)gescieppan
catalancrear
espagnolcrear
espérantokrei
féringienskapa
finnoisluoda
françaiscréer
frison occidentalskeppe; meitsje
frison saterlandskafje; skäppe; uutgjuchte; winne
latincreare
luxembourgeoisschaffen
papiamentokrea
polonaistworzyć
portugaiscriar; fazer; instituir
roumaincrea
srananmeki
suédoisskapa
tchèquestvořit; tvořit; utvořit; vytvářet; vytvořit
thaïสร้าง