Informatie over het woord borrelen (Nederlands → Esperanto: preni aperitivon)

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔrələ(n)/
Afbrekingbor·re·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(ik) borrel(ik) borrelde
(jij) borrelt(jij) borrelde
(hij) borrelt(hij) borrelde
(wij) borrelen(wij) borrelden
(jullie) borrelen(jullie) borrelden
(gij) borrelt(gij) borreldet
(zij) borrelen(zij) borrelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat ik) borrele(dat ik) borrelde
(dat jij) borrele(dat jij) borrelde
(dat hij) borrele(dat hij) borrelde
(dat wij) borrelen(dat wij) borrelden
(dat jullie) borrelen(dat jullie) borrelden
(dat gij) borrelet(dat gij) borreldet
(dat zij) borrelen(dat zij) borrelden
Gebiedende wijs
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
borrelborrelt
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
borrelend, borrelende(hebben) geborreld

Vertalingen

Esperantopreni aperitivon