Informatie over het woord borrelen (Nederlands → Esperanto: boli)

Synoniemen: koken, op het kookpunt zijn, zieden

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈbɔrələ(n)/
Afbrekingbor·re·len

Vervoeging

Aantonende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(hij) borrelt(hij) borrelde
(zij) borrelen(zij) borrelden
Aanvoegende wijs
Tegenwoordige tijdVerleden tijd
(dat hij) borrele(dat hij) borrelde
(dat zij) borrelen(dat zij) borrelden
Deelwoorden
Tegenwoordig deelwoordVerleden deelwoord
borrelend, borrelende(hebben) geborreld

Vertalingen

Afrikaanskook
Catalaansbullir
Deenskoge
Duitsbrausen; kochen; sieden
Engelsboil; seethe
Esperantoboli
Faeröerskóka
Finskiehua
Fransbouillir
Hongaarsforr
IJslandssjóða
Italiaansbollire
Jamaicaans Creoolsbwail
Nederduitskoaken
Noorskoke
Portugeesestar em embulição; ferver
Roemeensfierbe
Russischкипеть
Saterfriesbruddelje; bruusje; sjoode
Schotsbyle
Spaanshervir
Westerlauwers Friessiede; koaitsje
Zweedskoka