Ynformaasje oer it wurd overgaan (Nederlânsk → Esperanto: pasi)

Synonimen: óverdrijven, vergaan

Wurdsoartetiidwurd
Utspraak/ˈovərɣan/
Ofbrekingover·gaan

Ferfoarming

Oantoanende foarm
NotiidDoetiid
(ik) ga over(ik) ging over
(jij) gaat over(jij) ging over
(hij) gaat over(hij) ging over
(wij) gaan over(wij) gingen over
(jullie) gaan over(jullie) gingen over
(gij) gaat over(gij) gingt over
(zij) gaan over(zij) gingen over
Oanfoegjende foarm
NotiidDoetiid
(dat ik) overga(dat ik) overginge
(dat jij) overga(dat jij) overginge
(dat hij) overga(dat hij) overginge
(dat wij) overgaan(dat wij) overgingen
(dat jullie) overgaan(dat jullie) overgingen
(dat gij) overgaat(dat gij) overginget
(dat zij) overgaan(dat zij) overgingen
hjittende foarm
Iental/MeartalMeartal
ga overgaat over
Mulwurden
NomulwurdDoemulwurd
overgaand, overgaande(zijn) overgegaan

Foarbylden fan gebrûk

Is het vanzelf overgegaan?
Het is overgegaan bij hem, maar je kunt er niet met hem over praten.
Bijwerkingen, zoals wazig zien en rode ogen, gaan meestal vanzelf over.

Oarsettingen

Dútskpassieren; vorübergehen; vorüberkommen
Esperantopasi
Fereuerskfara; líða
Finskmennä ohi
Frânskpasser
Ingelskpass
Katalaanskpassar
Portegeeskpassar
Sealterfryskfergunge; foarbiegunge; passierje
Spaanskpasar; transcurrir