Information about the word overeenkomen (Dutch → Esperanto: kongrui)

Part of speechverb
Pronunciation/ovəˈreŋkomə(n)/
Hyphenationover·een·ko·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) eenkom over(ik) eenkwam over
(jij) eenkomt over(jij) eenkwam over
(hij) eenkomt over(hij) eenkwam over
(wij) eenkomen over(wij) eenkwamen over
(jullie) eenkomen over(jullie) eenkwamen over
(gij) eenkomt over(gij) eenkwaamt over
(zij) eenkomen over(zij) eenkwamen over
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) overeenkome(dat ik) overeenkwame
(dat jij) overeenkome(dat jij) overeenkwame
(dat hij) overeenkome(dat hij) overeenkwame
(dat wij) overeenkomen(dat wij) overeenkwamen
(dat jullie) overeenkomen(dat jullie) overeenkwamen
(dat gij) overeenkomet(dat gij) overeenkwamet
(dat zij) overeenkomen(dat zij) overeenkwamen
Participles
Present participlePast participle
overeenkomend, overeenkomende(hebben) overeengekomen

Usage samples

Door een ongelooflijk toeval kwam het signalement van deze personen overeen met het uwe, hoewel bepaalde afwijkingen mij in staat stelden naar waarheid te verklaren dat er in Zsafathra geen dergelijke personen gezien waren.

Translations

Englishagree
Esperantokongrui
Frenchcoïncider; concorder; convenir; correspondre
Germankongruieren; übereinstimmen; sich decken; kongruent sein; deckungsgleich sein
Low Germanovereynekümen
Saterland Frisiankongruierje