Informasie oor die woord slikken (Nederlands → Esperanto: gluti)

Sinonieme: doorslikken, inslikken, slokken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈslɪkə(n)/
Afbrekingslik·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) slik(ik) slikte
(jij) slikt(jij) slikte
(hij) slikt(hij) slikte
(wij) slikken(wij) slikten
(jullie) slikken(jullie) slikten
(gij) slikt(gij) sliktet
(zij) slikken(zij) slikten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) slikke(dat ik) slikte
(dat jij) slikke(dat jij) slikte
(dat hij) slikke(dat hij) slikte
(dat wij) slikken(dat wij) slikten
(dat jullie) slikken(dat jullie) slikten
(dat gij) slikket(dat gij) sliktet
(dat zij) slikken(dat zij) slikten
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
slikslikt
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
slikkend, slikkende(hebben) geslikt

Voorbeelde van gebruik

Bond slikte twee tabletjes en spoelde zijn mond.

Vertalinge

Afrikaansinsluk
Duitsschlingen; schlucken; hinunterschlucken; verschlucken; hinunterschlingen; verschlingen
Engelsswallow
Esperantogluti
Faroëesslúka; svølgja
Fransavaler
Katalaansempassar‐se; englotir; engolir
Portugeesengolir; tragar
Roemeensînghiți
Russiesглотать
Saterfriessluuke; snukkopje
Spaansdeglutir; tragar
Tsjeggieshltat; polknout; polykat; pozřít; spolknout
Walliesllyncu