Informasie oor die woord beginnen (Duits → Esperanto: komenciĝi)

Sinonieme: anfangen, seinen Anfang nehmen, losgehen

Uitspraak/bəˈɡɪnən/
Afbrekingbe·gin·nen
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) beginne(ich) begann
(du) beginnst(du) begannst
(er) beginnt(er) begann
(wir) beginnen(wir) begannen
(ihr) beginnt(ihr) begannt
(sie) beginnen(sie) begannen
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) beginne(ich) begänne, begönne
(du) beginnest(du) begännest, begönnest
(er) beginne(er) begänne, begönne
(wir) beginnen(wir) begännen, begönnen
(ihr) beginnet(ihr) begännet, begönnet
(sie) beginnen(sie) begännen, begönnen
Gebiedende wys
(du) beginne
(ihr) beginnt
beginnen Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
beginnend(haben) begonnen

Voorbeelde van gebruik

Als er rannte, begann der Sand vor ihm zu beben.
Der Prozeß hatte im September 2021 begonnen.

Vertalinge

Afrikaans’n aanvang neem; begin
Albaniesfilloj
Deensbegynde
Engelsbegin; commence; start
Esperantokomenciĝi
Faroëesverða byrjaður
Fransdébuter
Italiaanscominciare
Nederduitsbeginnen
Nederlandsaanbreken; aanvangen; beginnen; ingaan; ertoe overgaan; een aanvang nemen; inzetten; intreden
Noorsbegynne
Papiamentskuminsá
Portugeescomeçar
Saterfriesbeginne; ounfange
Skots-Gaeliestòisich
Spaanscomenzar; empezar; principiar
Srananbigin
Sweedsbegynna; börja
Thaiเริ่ม
Tsjeggiespočínat; počít; začínat; začít; zahájit
Turksbaşlamak
Wes‐Friesbegjinne; oanbrekke; oanfange; oangean