Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord voorzetten
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(voorschotelen) | ; ; ; ; ; reenact ; ; represent ; constitute ; ; ; serve up | |
🔗 Je kunt nooit weten wat ze je hier in de provincie voorzetten, dacht ik bij mezelf. | ||
(aan; bij; naar; op; tegen; tot; naar … toe) | ; ; ; ; | |
🔗 Het publiek voelde veel sympathie voor haar. | ||
(geleden) | ; ; ; ; | |
🔗 Dat was een schot voor open doel. | ||
(aleer; alvorens; eer; vooraleer; voordat) | ; previous to | |
🔗 Denk dus wel na vóór u begint. | ||
(aan; door; met; om; uit; van; vanwege; wegens) | ; ; ; ; | |
🔗 Moet ik dan betalen voor mijn goede daden? | ||
(groef; rimpel; vore) | furrow | |
🔗 Het zaad ligt in de voren, de oogst zal ongetwijfeld mooi zijn. | ||
(aan; jegens; met; om; op; te; tot; bij) | ; ; | |
🔗 In 2020 ging het land ook al bankroet, voor de tweede keer in nog geen twintig jaar. | ||
(om; op; ten behoeve van; ter wille van) | ; | |
🔗 Kun jij die voor ons krijgen? | ||
(binnen; tot; tot aan; naar; tot op) | ||
(aan; jegens; met; tegen; tegenover; op) | ; | |
🔗 En niemand is er immuun voor. | ||
(aan; in; met; naar; omtrent; op; over; van) | ; ; | |
🔗 Maak een uitzondering voor hoogopgeleiden. | ||
voorzetsel | ||
; | ||
🔗 In de eetkamer zette hij koffie en daarna zat hij een half uur te luisteren naar het zuchten van het water over het plat en toen ging hij naar zijn kooi. | ||
; take shape | ||
(trekken) | ||
compose ; | ||
(doen; plaatsen; steken; stoppen) | ; ; | |
🔗 Ze naderde met een bord soep, dat ze voorzichtig op zijn knieën zette. | ||
; | munti | |
sidigi | ||
typesetting | ||
(neerzetten; oprichten; opslaan; stellen) | ; ; ; set up |
Nederlands | Engels |
---|---|
voorzetten | ⇆ centre; ⇆ dish up; ⇆ put ahead; ⇆ put before; ⇆ put forward |
voor | ⇆ afore; ⇆ ahead; ⇆ ahead of; ⇆ at; ⇆ before; ⇆ by; ⇆ chase; ⇆ ere; ⇆ for; ⇆ furrow; ⇆ in advance of; ⇆ in consideration of; ⇆ in return for; ⇆ in the case of; ⇆ previous to; ⇆ prior to; ⇆ pro; ⇆ to; ⇆ toward; ⇆ towards; ⇆ unto; ⇆ this side of; ⇆ in front of; ⇆ in the way of; ⇆ off; ⇆ ago; ⇆ from; ⇆ in favour of; ⇆ in the cause of; ⇆ in; ⇆ in front; ⇆ fast |
voorzetlens | ⇆ close‐up lens |
voorzetsel | ⇆ preposition |
zetten | ⇆ arrange; ⇆ brew; ⇆ butt; ⇆ compose; ⇆ composition; ⇆ embed; ⇆ enchase; ⇆ fit; ⇆ intersperse; ⇆ join; ⇆ lean; ⇆ lodge; ⇆ make; ⇆ mount; ⇆ pitch; ⇆ place; ⇆ plant; ⇆ prop; ⇆ put; ⇆ put on; ⇆ reset; ⇆ set; ⇆ stand; ⇆ stick; ⇆ seat; ⇆ set up; ⇆ setting; ⇆ trim |