Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord voegen
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(betamen; passen) | befit | |
(betamen; conveniëren; gelegen komen; passen; schikken; uitkomen) | ||
(zich aansluiten bij; toetreden tot) | ||
🔗 Zij toonden overigens ook geen lust zich bij ons te voegen. | ||
accommodate oneself to | ||
🔗 Hij had zich echter moeten voegen naar de ouders van de bruid, die de hele bruiloft voor hun rekening hadden genomen. | ||
(verenigen; in elkaar zetten) | ; | |
postmeti | ||
put together ; ; compose ; ; ; combine ; assemble | kunmeti | |
(bijdoen; toevoegen) | ; | |
(toevoegen) | ||
(verzamelen) | ||
(combineren; verbinden) | combine | |
conglomerate | ||
(bijdoen; bijmengen; bijvoegen) | ; | |
🔗 Die heb ik er later aan toegevoegd. | ||
(bijvoegen) | ||
(inlassen) | intersperse | |
(interpoleren) | interpolate | |
(conjugeren) | conjugate | |
voeg (naad) | ; joint | |
voegzaam (behoorlijk; betamelijk; fatsoenlijk; netjes) | fitting ; ; suitable ; ; becoming ; befitting |
Nederlands | Engels |
---|---|
voegen | ⇆ accommodate; ⇆ add; ⇆ become; ⇆ befit; ⇆ beseem; ⇆ flush; ⇆ joint; ⇆ merge; ⇆ point; ⇆ suit |
voegen bij | ⇆ merge with; ⇆ add to |
zich voegen bij | ⇆ herd with; ⇆ join; ⇆ merge with |
zich voegen naar | ⇆ comply with; ⇆ conform to; ⇆ conform with; ⇆ defer to |
aaneenvoegen | ⇆ join; ⇆ put together; ⇆ unite |
aanvoegen | ⇆ add; ⇆ join |
achtervoegen | ⇆ affix; ⇆ add; ⇆ suffix; ⇆ postfix |
bijeenvoegen | ⇆ unite |
bijvoegen | ⇆ add; ⇆ adjoin; ⇆ annex; ⇆ append; ⇆ join; ⇆ subjoin; ⇆ superinduce |
ineenvoegen | ⇆ fit together |
invoegen | ⇆ file; ⇆ filter in; ⇆ infix; ⇆ insert; ⇆ inset; ⇆ intercalate; ⇆ interpolate; ⇆ put in |
samenvoegen | ⇆ aggregate; ⇆ bracket; ⇆ combine; ⇆ conglomerate; ⇆ conjoin; ⇆ consolidate; ⇆ join; ⇆ join up; ⇆ put together; ⇆ synthesize; ⇆ unite; ⇆ covalesce |
toevoegen | ⇆ add; ⇆ adjoin; ⇆ affix; ⇆ annex; ⇆ append; ⇆ attach; ⇆ fold in; ⇆ join; ⇆ spatchcock; ⇆ subjoin; ⇆ superinduce; ⇆ address to |
tussenvoegen | ⇆ interpolate; ⇆ intercalate; ⇆ insert |
vervoegen | ⇆ conjugate |
voeg | ⇆ commissure; ⇆ joint; ⇆ seam |
voegijzer | ⇆ jointer; ⇆ pointing‐trowel |
voegwerk | ⇆ pointing |
voegwoord | ⇆ conjunction |
voegzaam | ⇆ apposite; ⇆ becoming; ⇆ becomingly; ⇆ fit; ⇆ suitable; ⇆ befitting; ⇆ fitting; ⇆ seemly; ⇆ proper |
voorvoegen | ⇆ prefix |