Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord scheuren
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
(barsten; bersten; splijten) | ; | |
(barsten; bersten; springen) | ||
(rijten) | rip ; | |
🔗 Toen scheurde hij het hele blad eruit, vouwde het op en stak het in zijn zak. | ||
(springen; uitscheuren) | ||
(verscheuren) | ; tear apart ; | |
🔗 Hij wist wel dat er in de tuin een geweldige woeste hond rondzwierf die weleens indringers aan stukken had gescheurd, zoals een jachthond een konijn verscheurt. | ||
(vaneenscheuren; verscheuren; uiteenscheuren) | ||
torn | ||
torn | ŝirita | |
🔗 Rhialto haalde een gescheurd blauw document te voorschijn. | ||
fari ŝiron en | ||
ŝiriĝi parte | ||
scheur (barst) | ||
scheur (scheuring) | ||
scheuring (schisma) | ||
scheuring (scheur) | ||
(doorscheuren; vaneenscheuren; verscheuren) | ; tear apart ; | |
(uitrukken) | wrest | |
🔗 Stephens keek of het uitgescheurde stuk ergens anders in het boek was gestopt. | ||
(scheuren) | ||
(doorscheuren; verscheuren; uiteenscheuren) | ; tear apart ; | |
(aan stukken scheuren; doorscheuren; vaneenscheuren; uiteenscheuren) | ||
🔗 Ze zouden hem achterlaten om door de wolven verscheurd te worden. | ||
(afrukken) | ; pluck ; | deŝiri |
Nederlands | Engels |
---|---|
scheuren | ⇆ bomb along; ⇆ break up; ⇆ chap; ⇆ crack; ⇆ lacerate; ⇆ plough up; ⇆ pull; ⇆ rend; ⇆ rip; ⇆ rive; ⇆ rupture; ⇆ snag; ⇆ split; ⇆ tear; ⇆ tearing; ⇆ tear up |
aan stukken scheuren | ⇆ rip up; ⇆ tear to pieces |
in stukken scheuren | ⇆ dismember; ⇆ tear limbs from; ⇆ tear to pieces |
scheuren door | ⇆ tear through |
afscheuren | ⇆ sever; ⇆ tear off; ⇆ tear down |
doorscheuren | ⇆ tear across; ⇆ tear up; ⇆ rend; ⇆ tear |
gescheurd | ⇆ crannied; ⇆ ragged |
inscheuren | ⇆ tear; ⇆ rupture |
kapotscheuren | ⇆ tear apart |
losscheuren | ⇆ tear loose; ⇆ tear from; ⇆ tear away from |
openscheuren | ⇆ harrow up; ⇆ rip; ⇆ tear open |
scheur | ⇆ snag; ⇆ chap; ⇆ cranny; ⇆ crevice; ⇆ fissure; ⇆ flaw; ⇆ rent; ⇆ rift; ⇆ rip; ⇆ split; ⇆ scission; ⇆ tear; ⇆ slit; ⇆ crack; ⇆ cleft; ⇆ trap |
scheuring | ⇆ cleavage; ⇆ disruption; ⇆ laceration; ⇆ rent; ⇆ split; ⇆ rupture; ⇆ schism; ⇆ scission; ⇆ breaking up |
scheurkalender | ⇆ tear‐off calendar |
scheurpapier | ⇆ waste‐paper basket |
stukscheuren | ⇆ tear; ⇆ tear up; ⇆ tear to pieces |
uiteenscheuren | ⇆ rend; ⇆ sunder |
uitscheuren | ⇆ tear out; ⇆ tear |
vaneenscheuren | ⇆ disrupt; ⇆ rend; ⇆ sunder |
verscheuren | ⇆ hackle; ⇆ lacerate; ⇆ maul; ⇆ rend; ⇆ tear; ⇆ rive; ⇆ tear across; ⇆ tear up; ⇆ tear to pieces; ⇆ mangle |
wegscheuren | ⇆ tear away |