Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord impart

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
impart
(give; administer; grant; provide; confer; allow; spare; afford; invest with; deal; fetch; yive)
impart
(communicate; report; put across; get across)
;

EngelsNederlands
impart bijbrengen; geven; mededelen; meedelen; verlenen
impart something to somebody iemand iets bijbrengen; iemand iets deelachtig maken; iemand iets mededelen