Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord home help

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(assistance; helping)
(aid; assist; support; attend to);
🔗 I did not help him escape.
(aid; support; assistance);
(aid; assist; benefit; attend to; advance; avail);
🔗 Can I help you?
(aid; benefit; assistance);
🔗 She needs my help, Rand.
;
; ;
🔗 Anyway, that’s why we’re going home.
tehuis
;
🔗 But since leaving home he had seen too many stories walking in the flesh ever to be so sure again.
(domestic)

EngelsNederlands
home help gezinshelpster; gezinshulp
help assistentie; bedienen; behulp; bijstaan; bijstand; dienstmeisje; gemak; helpen; helper; helpster; hulp; hulp verlenen; hulpkracht; meisje; ondersteunen; serveren; steun; uitkomst
home asiel; binnenlands; gezin; honk; huis; huiselijk; huisgezin; huishouden; huislijk; huistoe; huisvesten; huiswaarts; huis‐; inheems; inlands; inrichting; land; naar de finish; naar het doel; naar huis; naar huis vliegen; raak; tehuis; thuis; thuis‐; vaderland; vast; verblijf; woonstede; zenuwinrichting