Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord home fair
| Engels | Nederlands (indirect vertaald) | Esperanto |
|---|---|---|
fair (bazaar; market) | ; ; | |
fair (blond; fair‐haired) | ||
fair (market; festival; trade fair) | ||
| (just; righteous; equitable; legitmate) | ; | |
🔗 I don’t think that’s fair, do you? | ||
fair (kermis; village fair) | ||
fair (tidy) | sufiĉe granda | |
fair (beautiful; fine; handsome; lovely; pretty; becoming; comely) | ; | |
fair (neat; clear‐cut; spruce) | ; | |
| (rational; reasonable) | ||
🔗 It’s fair to say Xí would prefer the war to end without a Russian defeat. | ||
| ; ; | ||
🔗 Anyway, that’s why we’re going home. | ||
tehuis ; | ||
🔗 But since leaving home he had seen too many stories walking in the flesh ever to be so sure again. | ||
| (domestic) | ||
| Engels | Nederlands |
|---|---|
| home fair | ⇆ huishoudbeurs |
| fair | ⇆ aardig; ⇆ behoorlijk; ⇆ billijk; ⇆ blank; ⇆ blond; ⇆ eerlijk; ⇆ ernstig; ⇆ fideel; ⇆ foor; ⇆ fraai; ⇆ geoorloofd; ⇆ gunstig; ⇆ jaarbeurs; ⇆ jaarmarkt; ⇆ kermis; ⇆ licht; ⇆ lichtblond; ⇆ mooi; ⇆ ordentelijk; ⇆ rechtvaardig; ⇆ redelijk; ⇆ salon; ⇆ schappelijk; ⇆ schikkelijk; ⇆ schoon; ⇆ schoonheid; ⇆ stroomlijnen; ⇆ tamelijk; ⇆ vrij aanzienlijk |
| home | ⇆ asiel; ⇆ binnenlands; ⇆ gezin; ⇆ honk; ⇆ huis; ⇆ huiselijk; ⇆ huisgezin; ⇆ huishouden; ⇆ huislijk; ⇆ huistoe; ⇆ huisvesten; ⇆ huiswaarts; ⇆ huis‐; ⇆ inheems; ⇆ inlands; ⇆ inrichting; ⇆ land; ⇆ naar de finish; ⇆ naar het doel; ⇆ naar huis; ⇆ naar huis vliegen; ⇆ raak; ⇆ tehuis; ⇆ thuis; ⇆ thuis‐; ⇆ vaderland; ⇆ vast; ⇆ verblijf; ⇆ woonstede; ⇆ zenuwinrichting |