Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord faith

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(confidence; trust);
🔗 Speaking out about the war in Russia carries great risks, but there are hints of a loss of faith in the Kremlin’s arguments for war.
have faith in
(have faith; trust; rely on; bank on; have confidence in)
fiducie hebben in
; ; ;
vertrouwen stellen in
; ;
vertrouwen op
faithful
faithful
(loyal; upright; staunch; true; trusty; straightforward)
;
faithful
(reliable; trustworthy; dependable; responsible)
; ; ;
faithful
(accurate; precise; exact; strict)
; ; ; ; ; ;

EngelsNederlands
faith fiducie; geloof; trouw; vertrouwen
breach of faith trouwbreuk
break faith with zijn woord breken jegens
confession of faith geloofsbelijdenis
doctrine of faith geloofsleer
faith will remove mountains het geloof verzet bergen
have an implicit faith in een blind geloof hebben in
implicit faith blind geloof
in bad faith met kwade bedoeling; te kwader trouw
in good faith bona fide; te goeder trouw
keep faith with zijn woord houden jegens
lose faith zijn vertrouwen verliezen
lose faith in zijn vertrouwen verliezen in
matter of faith geloofszaak
of little faith kleingelovig
on the faith that erop vertrouwende dat
pin one’s faith on alle vertrouwen hebben in; alle vertrouwen stellen in; vertrouwen op
place one’s faith in zijn geloof vestigen op
profession of faith geloofsbelijdenis
put one’s faith in vertrouwen hebben in; vertrouwen stellen in
faithful gelovig; getrouw; nauwgezet; trouw; waarheidsgetrouw
faith‐healer gebedsgenezer; gezondbidder
faith‐healing gebedsgenezing; gezondbidden
faithless ongelovig; trouweloos