Engels–Nederlands woordenboek
Nederlandse vertaling van het Engelse woord dabbling
Engels | Nederlands |
---|---|
dabbling | ⇆ beunhazerij; ⇆ geliefhebber |
dabble | ⇆ bespatten; ⇆ beunhazen; ⇆ kledderen; ⇆ kliederen; ⇆ liefhebberen; ⇆ nat makken; ⇆ plassen; ⇆ plassen met; ⇆ ploeteren; ⇆ poedelen |