Niederländisch–Deutsches Wörterbuch

Deutsche Übersetzung des niederländischen Wortes eten

Niederländisch → Deutsch
  
NiederländischDeutsch (indirekt übersetzt)Esperanto
(maaltijd; vreten; maal)
🔗 Het eten is bijna klaar.
(spijs);
🔗 Het eten viel mij nog moeilijker dan het drinken.
(bikken; nuttigen; vreten); ; ;
speisen
🔗 Dat zal ik doen zodra ik iets heb gegeten.
(maaltijd); ;
aufessen
🔗 Wel, laten we dan afeten en naar huis gaan.
(avondmaal); ;
🔗 Zal ik het avondeten hier bij het vuur opdienen?
eßbar
;
genießbar
🔗 Alles wat daar staat, is eetbaar.
(bak; drenkbak; drinktrog; krib; trog)
Mulde
;
Trog
Gedeck
;
Service
;
Eßbesteck
🔗 Nadat er een bord van fijn porselein voor hem neer was gezet, begon de kelner dit serviesdeel te omringen met een hoeveelheid eetgerei die de gast met zorg vervulde.
(restaurant);
Restauration
🔗 Het is een eethuis, of misschien een herberg.
;
🔗 Alles staat klaar in de eetkamer.
(gamel)
Eßgeschirr
;
Kochgeschirr
🔗 Stephens bekeek de wond en dacht dat ze waarschijnlijk niet meer dan een paar eetlepels bloed had verloren.
(graagte; trek)
Appetit
🔗 Mocht u zo onfortuinlijk zijn, dan hangen we liever een foto van vóór dan van ná het gebeuren op, om de andere gasten de eetlust niet te benemen.
(servies);
Tisch‐Service
(dis)
🔗 Een poosje bleef hij er ongelovig naar kijken, maar toen richtte hij zich op en rende terug naar Bommelstein, waar heer Bommel intussen eenzaam aan de eettafel plaats had genomen.
🔗 Het tweetal liep naar de eetzaal.
(bord)
🔗 Het gebeurde op de vierde avond terwijl hij naar zijn etensbord zat te staren.
(eten; gerecht; spijs);
🔗 Puc deed een stap achteruit toen ze neerknielde en begon met het uitpakken van de etenswaren.
🔗 Tom Poes keek vol weerzin naar de misvormde broodjes en probeerde heer Bommel van zijn eterij af te brengen.
(herbivoor; plantenetend)
pflanzenfressend
;
herbivor
insektenfressend
(middagmaaltijd; diner; middagmaal; noenmaal; dejeuner)
Diner
;
🔗 „Meneren,” zeide de bazin, „wij hebben hier de gewoonte niet seffens na ons middageten koffie te drinken; maar gij zijt waarschijnlijk jongens uit de stad.”
aufessen
;
aufzehren
🔗 Het voedsel werd opgegeten.
(grasetend; herbivoor)
pflanzenfressend
;
herbivor
fleischfressend
🔗 Dit vleesetende plantje bloeit in mei en juni.