English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word travelling‐expenses

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
expense
(charge; cost)
;
expense
(charge; expenditure; outlay)
uitgaaf
;
expenses
uitgaven
elspezoj
travelling
;

EnglishDutch
travelling‐expenses reiskosten
expense kosten; moeite; onkosten; tering; uitgaaf; uitgave
expenses kosten; onkosten; vertering
travelling gereis; reis; reizen; reizend