English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tan

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
tan
; ;
tan
;
bruin worden
;
🔗 Oak bark is also rich in tannin, and is used by tanners for tanning leather.

EnglishDutch
tan bruinen; bruin worden; eikeschors; gebruinde huidskleur; gemalen eikeschors; leerlooien; looien; run; runkleurig; taan; taankleurig; tanen
get a tan bruin worden
gyle tan gijlkuip
tan somebody iemand afrossen
tan somebody’s hide iemand afrossen; iemand op zijn gezicht geven; iemand op zijn huid geven; iemand op zijn kanis geven
tan vat looikuip
sun‐tan zonnebruin
tan‐colour taankleur
tan‐coloured taankleurig
tan‐mill runmolen
tannage looien
tanned bruin; getaand
tanner <munt van zes penny’s>; leerlooier; looier
tanning leerlooien
tan‐yard looierij