Information about the word tanen (Dutch → Esperanto: tani)

Synonyms: leerlooien, looien

Part of speechverb
Pronunciation/ˈtanə(n)/
Hyphenationta·nen

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) taan(ik) taande
(jij) taant(jij) taande
(hij) taant(hij) taande
(wij) tanen(wij) taanden
(jullie) tanen(jullie) taanden
(gij) taant(gij) taandet
(zij) tanen(zij) taanden
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) tane(dat ik) taande
(dat jij) tane(dat jij) taande
(dat hij) tane(dat hij) taande
(dat wij) tanen(dat wij) taanden
(dat jullie) tanen(dat jullie) taanden
(dat gij) tanet(dat gij) taandet
(dat zij) tanen(dat zij) taanden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
taantaant
Participles
Present participlePast participle
tanend, tanende(hebben) getaand

Translations

Englishtan
Esperantotani
Faeroesebarka; garva
Germangerben
Italianacconciare
Portuguesecurtir; tanar
Saterland Frisianberäide; loogje; looje
Spanishadobar; curtir