English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word talk sense

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(meaning);
🔗 Chaldea as the name of a country is used in two different senses.
;
🔗 For a moment he stood this, every sense alert.
(feel; have a sense of); ;
(feel; feeling; sensation)
(foresight; prudence; reason; wits; common sense);
(perceive; feel)
(speech; discourse; talking; speaking)
(causerie)
kozerio
(speak);
🔗 Who are you talking to?

EnglishDutch
talk sense verstandig praten
sense begrijpen; begrip; besef; betekenis; gevoel; gevoelen; gewaarworden; merken; rede; ruiken; verstand; voelen; zin; zintuig
talk bespreking; causerie; conversatie; discussie; gepraat; geroddel; gesprek; het hebben over; kout; kouten; onderhoud; praat; praatje; praats; praten; redekavelen; roddelen; smoezen; spreken; spreken over; toespraak