English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spring something on somebody

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(well up; arise; well);
(fountain; source; fount; well; fountain‐head; well‐spring)
(dash; hurtle; rush; surge; leap; shoot forward; spank; zip)
voorwaarts stormen
;
zich werpen op
(spring‐time);
🔗 Spring is late everywhere.
(jump; leap)
lente‐
;
voorjaars‐
(come; derive; originate; result; stem);
deveni
(pounce)
alsalti
(bound)
🔗 Turjan sprang forward, dodging the wild sweep of her sword, seized her around the waist, and dragged her to the ground.

EnglishDutch
spring something on somebody iemand met iets op het lijf vallen
spring bron; doen dichtslaan; doen opspringen; doen springen; drijfveer; laten springen; lente; ontspringen; ontspruiten; oorsprong; opjagen; opkomen; opschieten; opspringen; plotseling aankomen met; springader; springbron; springen; springen over; sprong; van veren voorzien; veer; veerkracht; veren; verrijzen; voorjaar; voortkomen; voortspruiten