English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spat

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(expectorate);
(spit up);

EnglishDutch
spat oesterzaad; slobkous
spats slobkousen
spit aan het spit steken; blazen; braadspit; doorstéken; draaispit; landtong; motregenen; opgeven; speeksel; spetteren; spit; spog; spugen; spuug; spuwen; steek; steken