English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sham marriage

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
marriage
(matrimony; wedlock)
; ;
marriage
(matrimony; wedlock)
; ;
(matrimony; wedlock); ;
🔗 Did Edwards know about the payments, and was their purpose political, or were they simply intended to keep the peace within Edwards’ marriage?
marriage
marriage
(wedding)
marriage
(wedding)
; ;
van een komedie
(comedy; farce)
(deceitful; misleading)
trompa
(deceit; rip‐off; trick)
🔗 One further large truth, too often ignored, is that the leavers’ trumpeted alternative of bilateral post‐Brexit trade deals, which would not be possible if the UK embraced any version of the EU customs union, is a sham.
(apparent);
(pretence)
schijnvertoning

EnglishDutch
sham marriage schijnhuwelijk
marriage echt; echtverbintenis; echtvereniging; hijlik; huwelijk; trouw; trouwerij
sham doen alsof; gefingeerd; gehuicheld; gemaakt; huichelen; komediant; komedie; komediespel; nagemaakt; onécht; schijnvertoning; schijn‐; simulant; simuleren; vals; veinzen; vertoning; voorgewend; voorwenden; voorwendsel; voos; zich aanstellen