English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pupil teacher

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(scholar; schoolboy; schoolchild; student)
(charge; ward)
(learner; trainee)
(female teacher); ;
schooljuffrouw
;
(instructor; master); ;
;
🔗 The successful teacher of Tagalog to foreigners must have a command of written and spoken English.

EnglishDutch
pupil teacher kwekeling; kwekelinge
pupil kwekeling; kwekelinge; leerling; pupil; scholier
teacher docent; docente; juf; leerkracht; leermeester; leermeesteres; leraar; lerares; onderwijskracht; onderwijzer; onderwijzeres; opleider; schooljuffrouw; titularis