English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word potter

English	Dutch (translated indirectly)	Esperanto
pot (chamber pot; jordan; piss‐pot)	kamerpot ; nachtspiegel ; piespot ; pispot ; po	noktovazo
pot (jug; can; mug; tankard; jar)	pot	poto
pot (jug; pitcher)	kan ; kroes	kruĉo
pot (marijuana; grass)	marihuana	mariĥuano
pot (casserole; cooking‐pot)	soepketel	marmito
pottery (crockery; earthenware)	aardewerk	argilaĵo
pottery (crockery; earthenware; china; faience)	aardewerk	fajenco
pottery	aardewerk	potaĵo
pottery (ceramics)	keramiek	ceramiko

English	Dutch
potter	⇆ hannesen; ⇆ keutelen; ⇆ knutselen; ⇆ liefhebberen; ⇆ pottenbakker; ⇆ prutsen; ⇆ rondlummelen
potter about	⇆ rondscharrelen; ⇆ scharrelen
potter along	⇆ voortsukkelen
potter at	⇆ liefhebberen in
potter away	⇆ verbeuzelen; ⇆ verprutsen
potter in	⇆ liefhebberen in
potter in somebody’s wake	⇆ achter iemand aan sukkelen
potter’s wheel	⇆ draaischijf; ⇆ pottenbakkersschijf
pot	⇆ bloempot; ⇆ fuik; ⇆ in potten doen; ⇆ in potten overplanten; ⇆ inmaken; ⇆ kan; ⇆ kroes; ⇆ marihuana; ⇆ op het potje zetten; ⇆ pot; ⇆ potten; ⇆ pottenbakken; ⇆ stoppen; ⇆ verpotten; ⇆ voor de pot schieten
potterer	⇆ knutselaar; ⇆ prutser
pottering	⇆ geknutsel; ⇆ gepruts; ⇆ knutselwerk; ⇆ prutserij
pottery	⇆ aardewerk; ⇆ potten en pannen; ⇆ pottenbakkerij