English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word pin one’s faith on

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(confidence; trust);
🔗 Speaking out about the war in Russia carries great risks, but there are hints of a loss of faith in the Kremlin’s arguments for war.
(skittle)
alpingli
(bolt)
(bolt)
met bouten vastmaken
bolti
(needle)
🔗 My wife sent me to buy pins!

EnglishDutch
pin one’s faith on alle vertrouwen hebben in; alle vertrouwen stellen in; vertrouwen op
faith fiducie; geloof; trouw; vertrouwen
pin bout; clip; insluiten; kegel; keil; luns; nagel; opprikken; opsluiten; pen; pin; pincode; pinnen; prikken; schroef; speld; spelden; speldje; spie; stift; tap; vasthouden; vastklemmen; vastpinnen; vastprikken; vastspelden; vastzetten