English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word nip

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(drachm; peg; snifter; snorter; apéritif; appetizer; aperitive);
(pinch); ;
(bare; naked; nude; stark)
(nibble)
🔗 Suddenly a pack of dogs was around her, snarling, nipping at her heels.

EnglishDutch
nip beet; beknellen; beschadigen; bijten; borrel; borreltje; gappen; jatten; klauwen; klemmen; kneep; knijpen; neep; neutje; nijpen; pierenverschrikker; pikketanissie; schimpscheut; slokje; steek; steek van kou; vernielen; vrieskou
in the nip naakt
nip along vlug gaan
nip in binnenwippen
nip in the bud de kop indrukken; in de kiem smoren
nip off afbijten; afknijpen
nip something in the bud iets de kop indrukken
nipper jochie; schaar
nipping bijtend
nippy bijtend koud; kwiek; scherp; vlug