English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word lapse

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
lapse
(backslide)
lapse
(drop; fall)
;
lapse
(fall; drop)
lapsed
(decayed; decrepit; dilapidated; rickety; ramshackle; seedy; void; beat‐up)
; ; ;
uitgeleefd
;
uitgewoond
; ;

EnglishDutch
lapse afdwalen; afdwaling; afval; afvallen; afvalligheid; fout; lapsus; loop; misslag; misstap; tijdsverloop; val; vallen; vergissing; verloop; verlopen; verval; vervallen
after a lapse of na verloop van
lapse into sin tot zonde vervallen
lapsed vervallen
relapse instorten; instorting; inzinking; recidive; recidiveren; terugval; terugvallen; wederinstorting; weer instorten