English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word jacket

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
; ; ;
🔗 Putin, wearing a blue jacket and a high‐necked white sweater, was the sole worshipper and crossed himself several times in the video clip.
(cover; hood; lid; wrapper);
(morning coat; morning dress; formal day dress);
(black tie; dinner suit)
lifejacket
;
zwemvest
strait‐jacket

EnglishDutch
jacket baadje; buis; colbert; jack; jak; jas; jasje; jekker; kaft; mantel; omhulsel; omslag; schil; vest
denim jacket spijkerjasje
dust somebody’s jacket iemand de mantel uitvegen; iemand op zijn baadje geven; iemand op zijn falie geven
I’ll dust your jacket je krijgt op je tabernakel
jacket crown jacketkroon
jacket potato in de schil gekookte aardappel
potato in the jacket in de schil gekookte aardappel
pyjama jacket pyjamajasje
reefer jacket jekker
trim somebody’s jacket iemand op zijn baadje geven
bed‐jacket bedjasje
dinner‐jacket smoking
dressing‐jacket kapmantel
dust‐jacket boekomslag; stofomslag
lifejacket reddingsvest; zwemvest
pea‐jacket pij‐jekker
pilot‐jacket pij‐jekker
smoking‐jacket coin‐de‐feu; huisjasje
sportsjacket sportcolbert
strait‐jacket dwangbuis; keurslijf