English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word fusion

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
fusion
(merger)
;
samensmelting
;
versmelting
fusion
nuclear fusion
(nuclear meltdown)
(wick; touch)
(agglomerate; mass);
doen samenklonteren
;
tot een geheel verenigen
een conglomeraat vormen
(fizz)
langzaam branden
;

EnglishDutch
fusion fusie; samensmelting; smelten; smelting; versmelting
nuclear fusion kernfusie
fuse buis; doorslaan; een fusie aangaan; fuseren; fusioneren; lont; samensmelten; schokbuis; smelten; stop; veiligheid; versmelten; zekering