English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word encumber

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
encumber
(disturb; hinder; trouble; annoy; hassle; irritate; inconvenience; hamper)
;
encumbrance
(impediment; obstacle; obstruction; snag; stoppage)
encumbrance
(annoyance; bother; impediment; inconvenience)

EnglishDutch
encumber belasten; belemmeren; bezwaren; hinderen; met een hypotheek bezwaren; versperren
cumber belemmeren; belemmering; last veroorzaken; versperring
disencumber bevrijden; vrijmaken
encumbered bezwaard met een hypotheek
encumbrance belemmering; hindernis; hypotheek; last