English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bank on

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
bank on
(have faith; have faith in; trust; rely on; have confidence in)
vertrouwen op
bank on
(be dependent on; depend on; depend upon; be reliant on)
; ;
(stake; bet on; wager)
wedden om
veti je
🔗 But don’t bank on it yet.
(shore; coast; waterside); ;
(sandbank);
(ramp; slope; embankment);
(deposit; file; lodge; store)
(shoal)
ondiepe plek
;
(rebound; bounce; recoil; ricochet); ; ; ; ;
resalti
(file; line; rank; row; queue; round; run; sequence; string)
🔗 This came for you at the bank after you’d left.

EnglishDutch
bank on vertrouwen op; wedden op
bank bank; banken; bankieren; bankzaken doen; berm; boord; dam; deponeren; dijk; doen overhellen; dwarshelling; een bankrekening hebben; glooiing; groep; indammen; inrekenen; mistbank; oever; op de bank zetten; op de bank zitten; overhellen; rij; slagzij; slagzij maken; wal; zandbank