Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word zuren
| Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
|---|---|---|
| (verzuren; zuur maken; aanzuren) | ||
| (verzuren; zuren; zuur maken) | ||
🔗 Verwarm het tweede buisje een weinig, zuur daarna de vloeistof met verdund salpeterzuur aan en voeg enige druppels zilvernitraatoplossing toe. | ||
| (wrang) | ; | |
🔗 Welke zuren kent ge die dan tevens ontstaan? | ||
| ; | ||
🔗 De herbergier trok een zuur gezicht en durfde Reith niet in de ogen te zien. | ||
laboriously | malfacilege | |
| (nors; stuurs) | ; gruff ; ; ; surly ; unkind ; unpleasant ; sullen ; disagreeable | |
🔗 Hij werd hoe langer hoe zuurder. | ||
challenging ; exacting ; formidable ; ; ; ; | ||
heart‐burn ; pyrosis ; water‐brash | ||
| (wrang) | ||
🔗 „Ik zal mijn best doen”, zei de oudere vrouw zuur. | ||
🔗 De soep is zuur geworden. | ||
| Dutch | English |
|---|---|
| zuur | ⇆ acerb; ⇆ acetose; ⇆ acetous; ⇆ acid; ⇆ crabbed; ⇆ foxy; ⇆ pickle; ⇆ sour; ⇆ tart; ⇆ vinegary; ⇆ wryly |