English | Dutch |
---|
pickle | ⇆ afbijten; ⇆ bengel; ⇆ inleggen; ⇆ inmaken; ⇆ opzouten; ⇆ pekel; ⇆ pekelen; ⇆ schoonbijten; ⇆ zuur |
be in a nice pickle | ⇆ in de knoei zitten; ⇆ lelijk in de knoei zitten |
be in a sad pickle | ⇆ in de knoei zitten; ⇆ lelijk in de knoei zitten |
be in a sorry pickle | ⇆ in de knoei zitten; ⇆ lelijk in de knoei zitten |
have a rod in pickle | ⇆ nog wat in het vat hebben |
have a rod in pickle for | ⇆ een appeltje te schillen hebben met |
have a rod in pickle for somebody | ⇆ een appeltje met iemand te schillen hebben; ⇆ voor iemand nog wat in het vet hebben |
mixed pickles | ⇆ gemengd zuur |
that’s a pretty pickle you are in | ⇆ daar ben je mooi mee |
pickled | ⇆ dronken; ⇆ in de olie; ⇆ ingelegd; ⇆ ingemaakt |
pickleweed | ⇆ zeekraal |