Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word wasbleek
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
(flets; pips) | ; ; pallid | |
🔗 Reith herkende hem nu als de bleke jonge secretaris van Cizante. | ||
(spoeling; wassing) | washing | |
(opgang; opkomst) | ||
🔗 Was is duur. | ||
(hausse; stijging) | ||
🔗 Door de nog steeds aanhoudende was der grote rivieren begint men nu, wat Nijmegen en omgeving betreft, op verschillende plaatsen ernstige hinder en schade te ondervinden. | ||
🔗 Volgens de regering zijn meer dan zeshonderdduizend mensen getroffen door het wassende water. | ||
lesivi | ||
(opgaan; oprijzen; opstijgen; rijzen; stijgen; zich verheffen; de hoogte in gaan) | ||
(ómspoelen; uitwassen) | ; | |
🔗 Ze wastte haar lange, donkere haar. | ||
(was‐) | ||
(groeien; toenemen; aanwassen) | ; | |
🔗 De oude maan verdween en een nieuwe maan wies en nam af in de wereld daarbuiten, terwijl wij daar vertoefden. | ||
(mengen; mêleren) | shuffle |
Dutch | English |
---|---|
wasbleek | ⇆ waxen |
bleek | ⇆ blank; ⇆ livid; ⇆ lurid; ⇆ pale; ⇆ pale‐faced; ⇆ pallid; ⇆ paly; ⇆ pasty; ⇆ wan; ⇆ sickly; ⇆ bleach‐field; ⇆ watery |
was | ⇆ beeswax; ⇆ growth; ⇆ laundry; ⇆ linen; ⇆ wax; ⇆ wash; ⇆ washing; ⇆ rise |
wassen | ⇆ be on the increase; ⇆ grow; ⇆ increase; ⇆ launder; ⇆ lave; ⇆ pan off; ⇆ pan out; ⇆ wash; ⇆ wax; ⇆ waxen; ⇆ wash down; ⇆ washing; ⇆ shuffle; ⇆ rise; ⇆ wash up |