Dutch–English dictionary
English translation of the Dutch word vuurwerk
Dutch | English (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
🔗 Het station van Heeze (Brabant) is maandag aan het eind van de middag door zwaar vuurwerk beschadigd. | ||
🔗 De drie reizigers gingen bij het vuur zitten. | ||
(gloed) | glow ; ; | |
🔗 „Ketterij”, zei Traz Onmale, maar zonder veel vuur. | ||
🔗 Van vuur zijn ze niet bang. | ||
(ambitie; ijver) | ; | |
(vlam) | ||
(heftigheid; onstuimigheid) | impetus ; ; ; | |
(gloed; pit; pittigheid; verve) | verve ; ; | |
🔗 In het vuur van hun gesprek hadden de beide heren niet op de omgeving gelet, en daardoor was het hun ontgaan dat er door het luchtruim een ballon naderde. | ||
handiwork | ||
🔗 Dit is het werk van de Heilige Geest. | ||
(arbeid; emplooi; karwei) | ; | |
🔗 Ik was nog niet tot werk in staat. | ||
tow ; oakum | ||
(boekwerk; opus) | ||
🔗 Naast al deze geschreven werken bevatte de grote bibliotheek echter nog veel meer. |
Dutch | English |
---|---|
vuurwerk | ⇆ display of fireworks; ⇆ firework display; ⇆ fireworks; ⇆ pyrotechnic display; ⇆ pyrotechnics |
vuurwerk afsteken | ⇆ let off fireworks |
vuur | ⇆ ardency; ⇆ ardour; ⇆ bonfire; ⇆ dry‐rot; ⇆ eagerness; ⇆ fervency; ⇆ fire; ⇆ flame; ⇆ glow; ⇆ heat; ⇆ ingle; ⇆ mettle; ⇆ élan; ⇆ verve; ⇆ zeal; ⇆ spirit; ⇆ rot; ⇆ vim |
werk | ⇆ avocation; ⇆ business; ⇆ char; ⇆ chore; ⇆ doing; ⇆ employ; ⇆ employment; ⇆ fabric; ⇆ job; ⇆ labour; ⇆ motion; ⇆ oakum; ⇆ opus; ⇆ performance; ⇆ pursuits; ⇆ work; ⇆ stint; ⇆ tow |